Er is in de gemeente Epe een vereniging van beekeigenaren geweest die gezamenlijk de belangen van de beken behartigden. Beken die immers voor hun bedrijven van levensbelang waren. Beken die niet zomaar natuurlijk zijn, integendeel puur cultuur in die zin dat ze oorspronkelijk molens aandreven en proceswater opleverden. De vereniging heeft een klein archiefje nagelaten (drie archiefdozen groot) dat is overgebracht naar het streekarchief en nu is beschreven. De inventaris is te raadplegen op de website van het streekarchief. In het archiefje zitten mooie kaarten, onder andere een van meer dan vier meter lang waarop allemaal duikers voor de beken onder de snelweg A 50 door.
Posts tonen met het label Epe. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Epe. Alle posts tonen
donderdag 25 augustus 2016
maandag 8 februari 2016
Laatste lindeboom schoolplein Dorpsschool Epe sneeft
Aan de Hoofdstraat van Epe verrees in 1826 een nieuw schoolgebouw met een schoolplein er naast. Achter aan het zelfde schoolplein werd in 1890 opnieuw een nog grotere school opgetrokken. Het oude gebouw bleef en werd in gebruik genomen als boterwaag. Op het plein waren er meerdere bomen die schaduw verzorgden voor de spelende kinderen. Ze kunnen in 1890 zijn geplant, maar waren waarschijnlijk ouder, gezien het formaat dat ze al hadden op deze oude foto's van het begin van de twintigste eeuw.
In 1966 verhuisden de schoolkinderen naar de Hoge Weerdschool. In 1972 is het gebouw van de oude Dorpsschool gesloopt.
De laatste lindeboom legt 8 februari 2016 het loodje. Jammer. De beheerders van het groen bij de gemeente Epe wisten te melden dat hij ziek was.
Hij heeft een aantasting van de Honingzwam. Het is erg triest dat door
een schimmel het lot van zo'n beeldbepalende monumentale boom wordt bepaald.
De schimmel tast het cambium aan, waarna deze buitenste laag van de boom
afsterft. Vaak gaat de aantasting van het cambium over in houtrot van
de wortels en stamvoet. Na verloop van tijd zal de conditie van de boom
achteruit gaan en dit kan uiteindelijk resulteren in het afsterven van
de boom. Onder de afgestorven bast zijn soms de zwarte rhizomorfen
zichtbaar en vaak ook witte myceliumstrengen (de wortels van een
schimmel).
Voor een leek leek het nog heel wat, maar de deskundigen hadden het wel goed gezien, gezien de rotte stomp die overbleef. Het tellen van jaarringen was dus ook niet mogelijk.
woensdag 30 september 2015
Elisabeth Maria Post en Epe
Elisabeth
Maria Post en Epe
Gerrit
Kouwenhoven
Over de plaats die de in haar tijd zeer populaire
schrijfster Elisabeth Maria Post (1755 – 1812) in de Eper samenleving heeft
gehad is bitter weinig te vinden. Ze is hier maar zeer kort geweest. Ze kwam in
1807 met haar echtgenoot dominee Justus Lodewijk Overdorp hierheen en is vijf
jaar later overleden. Ze heeft in die tijd waarschijnlijk niets meer
geschreven, althans niets dat is overgeleverd. Er is bijna niets meer dat aan
haar herinnert behalve haar grafsteen.
Goed,
er is een herdenkingsvaas die eerst naast de kerk buiten stond en later binnen
is gezet vanwege de kwetsbaarheid en tegenwoordig bij een vijver op het
landgoed Tongeren staat. Maar die vaas is voor ons eigenlijk geen herinnering
aan Elisabeth Maria Post, maar in wezen is het meer een herinnering aan een
herinnering, namelijk een herinnering aan het herinneringsjaar 1912 toen men
hier in Epe onder leiding van dominee Prins uitgebreid heeft stilgestaan bij
het feit dat ze honderd jaar eerder was overleden.
We
zullen desalniettemin proberen het weinige dat er bekend is over Post en Epe
boven water halen. Allereerst: waarom is Elise, we mogen haar toch wel zo
noemen in navolging van haar echtgenoot, eigenlijk naar Epe gekomen? Dat was om
gezondheidsredenen. Ze zat in de pastorie in Noordwijk, waar haar echtgenoot
Overdorp predikant was, te verkommeren. Voor ons is dat ondenkbaar. Velen van
ons achten de duinen, de kust, het strand qua natuurbeleving net zo hoog als de
bossen van de Veluwe en de zeelucht zeker zo gezond. Maar voor Elise Post was
dat anders. Zij had als ideaalbeeld voor ogen het huis en de omgeving van Velp
waar ze gewoond had voordat ze in 1794 met dominee Overdorp trouwde en met hem
naar zijn pastorie in Noordwijk vertrok. Velp lag in de onmiddelijke omgeving
van één van de meest aantrekkelijke gecultiveerde natuurgebieden van Nederland
met de landgoederen Biljoen, Beekhuizen, Rozendaal, de heuvels, heidevelden en
bossen van de Veluwezoom tussen Arnhem en Dieren. Elise kreeg toegang tot de
landgoederen en had zelfs een sleutel van een hut op Beekhuizen waar ze
teruggetrokken kon werken. Ze waardeerde meer de gecultiveerde natuur van de
landgoederen dan de ongerepte natuur van de kust.
Ook
de omgeving van Epe zou haar daarom niet helemaal meevallen. Tijdgenoten van
Elise Post prezen Noordwijk en omgeving trouwens wel om zijn landschappelijke
afwisseling van duinen, weilanden, groentetuinen en bloemenvelden. Elise echter
ervoer Noordwijk teveel alsof het een stad was. Het was haar te vlak, er was te
weinig schaduw. De duinen waren haar te dor, de natuur te eentonig. Ze raakte
aan de kust haar inspiratie voor haar creativiteit kwijt. Na haar huwelijk
heeft ze nauwelijks nog poezie geschreven. “Wat is dees oord toch woest en
doodsch,” zei ze over de kustplaats. Ze was in Noordwijk ook tamelijk eenzaam.
Lichamelijk ging ze achteruit. Mogelijk had ze astma en ze ervoer de vochtige
zeelucht als zeer schadelijk voor haar gezondheid. Haar lichaam verzwakte in
korte tijd. Enige compensatie vond ze in het landgoed van huize Offem van Van
der Does heer van Noordwijk. Dankzij het feit dat ze daarvan een sleutel had
gekregen, kon ze in het landgoed wandelen. Op advies van haar man ging ze
uiteindelijk toch weer dichten. Overdorp hoopte dat ze door die afleiding
geestelijk en mogelijk ook lichamelijk vooruitgang zou boeken.
Tevergeefs.
In 1807 verscheen een dichtbundel, maar herstel bleef uit. Terugkeer naar de
Veluwe leek de enige remedie voor de slechte gezondheid. Het werd echter niet
de Veluwezoom, niet dus waar haar vrienden woonden, maar Epe, waar de
predikantsplaats al een jaar lang vakant was. Op 26 mei 1807 verhuisden
predikant Overdorp en zijn vrouw Elise Post van Noordwijk naar Epe. Hij kon in
Epe meer verdienen, het leven was er goedkoper en de gezonde lucht was beter
voor zijn vrouw. 7 juni was de bevestiging en intrede in Epe. Het is dat het
oude middeleeuwse doopvont in Epe in Overdorps tijd niet in gebruik was en het
is dat ik niet weet hoe dat in Noordwijk in zijn tijd was, maar vandaag
zou hij mogelijk zijn omgevallen van verbazing, want de twee
zijn vrijwel identiek.
Juist
wat de door Elise Post gewaardeerde, zo niet geïdealiseerde gecultiveerde
bossen betreft, was het Epe van toen niet met Velp te vergelijken. We moeten
ons wat dat betreft door de huidige bossen niet een rad voor de ogen laten
draaien, die dateren pas van het eind van de negentiende en begin twintigste
eeuw. Hier zag je in Elise’s tijd naar de heuvels toe één grote uitgestrekte
kale heidevlakte, met alleen heel ver weg een enkel bosje van Tongeren en
Gortel. Ook waren de heuvels minder steil dan in Velp . De armetierige Eper
Dorpsbeek die langs de pastorie stroomde was niet te vergelijken met de beken en
watervallen van de Veluwezoom. De andere beken rond Epe werden uitsluitend
economisch benut voor molens in plaats van voor fonteinen en fraaie
watervallen. Hooguit de bouw- en weilanden zullen misschien wel vergelijkbaar
geweest zijn met die in Velp.
In
de tuin van de pastorie, die aan de rand van het dorp uitzag over de
heidevlakten, werd voor Elise een hut, een zogenaamd “hermeniten huisjen”
gebouwd. We lezen in de kerkrekening dat op last van het ambtsbestuur de schuur
bij de pastorie voor ƒ 227 publiek verkocht is, welk geld door dominee Overdorp
is ontvangen om daarvoor een hermeniten huisje te laten maken in de
pastoriehof. Het kerkbestuur stond hier dus buiten. De scheiding van kerk en
staat was ook nog lang niet volmaakt[1] Of de mensen in Epe gek hebben opgekeken van
deze hut is de vraag. Thuinhuisjes waren ook in onze regionen wel bekend en
populair. In en rond Hattem waren er 33, waarvan er daar nog een handvol van
over zijn. De meesten zullen de tuinhuisjes echter niet zoals Elise hebben
gebruikt om te lezen en te schrijven. Volgens overlevering zou Elise veel
hebben gewerkt in de hut aan de Dorpsbeek, die later “koepel” werd genoemd,
maar er is jammer genoeg geen werk van haar uit haar Eper periode bekend. Voor
Elise was een dergelijke hut haast een eerste levensbehoefte. Vrijwel op alle
plekken waar ze gewoond had had ze er een of kon ze er over een beschikken.
Elise schrijft erover: “Hoe zoet is mijn rust in dit bevallig hutjen! … Staat
eenzaam van ’t gewoel der wereld afgezonderd … Men hoort er geen gerucht dan
lieve boschgeluiden … De wijsgeer kan zich hier verdiepen in gepeinzen; de
dichter bij zijn lier”. In haar liefde voor de hut stemde ze geheel overeen met
haar kennissen, de thans meer bekende schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken
die ook zo dol op zo’n optrekje waren en wier “kluis” (=onderkomen van een
kluizenaar = hermitage) nog heel lang in Beverwijk heeft gestaan. Zij zelf
noemden het trouwens ook wel een “Geldersch huisje”. In de achttiende eeuw
hadden veel buitens in het Gelderse een klein tuinhuisje. Bekend is dat het in
de achttiende eeuw voor schrijvers en dichters tot de ‘bon ton’ hoorde een
eigen kluisje te hebben, te weten een rustiek huisje in een woeste omgeving. De
dichter, schrijver wilde zich kunnen afzonderen en verzekerd zijn van rust en
privacy. Elise zelf schreef daarover: “hoe dikwils snak ik dan na de stille hut
in een bosch daar ik van alle gewoel … afgescheiden was en alleen van mijn
boeken en inktkoker omringd was”
Elise’s
gezondheid werd aanvankelijk daadwerkelijk beter in Epe en daar was tenslotte
alles om te doen geweest. Volgens haar echtgenoot was ze in tien jaar niet zo
goed geweest. De weldadige invloed van de Gelderse lucht gaf haar minder
spanning en pijn. Ze wandelde weer dagelijks en ze maakte rijtoeren in de
koetskar.
Naar
aanleiding van het zoeken naar gezonde lucht op de Veluwe maken we even een
sprongetje naar de twintigste eeuw. Elise is niet de enige beroemde kunstenaar
die om gezondheidsredenen in Epe neerstreek Ook ceramist Chris Lanooy is om
redenen van de gezonheid van zijn gezin naar Epe gekomen. Hij woonde in Gouda
en zijn huisarts adviseerde hem de laaggelegen vochtige veengebieden aldaar te
verlaten nadat in 1920 zijn enkele maanden oude zoontje Hedda was overleden en
zijn dochter Lotty getroffen was door malaria.
Terug
naar het begin van de negentiende eeuw. Elise knoopte vriendschap aan met de
mensen van het landgoed Tongeren. Met name met Anna, de dochter van Jan Hendrik
Rauwenhoff, oud burgemeester van Elburg en bekend patriot. Mogelijk vond Elise
hier op dit nog jonge landgoed in wording wat houtaanplant, maar zeker niet met
de allure zoals de door haar geïdealiseerde wouden bij Velp.
Reeds
na twee jaar liep Elises gezondheid weer terug. “Haar krampachtige spanningen
en benauwdheden namen allengskens toe”, aldus haar echtgenoot, waarbij in het
laatste half jaar van haar leven nog het water in de borst kwam. Na een hevig
en langdurig lijden overleed Elisabeht Maria Post op 3 juli 1812 ’s morgens om
tien uur op ruim 56-jarige leeftijd.
Enige
dagen voor haar dood had ze aan Anna Theodora Dusseau, de jonge huisgenote die
voor haar heeft gezorgd en die reeds vanuit Noordwijk met het
predikantenechtpaar was meegekomen, de volgende woorden gedicteerd: “Zijt van
mij gegroet stille rusplaats der Dooden: ik zie u in mijne verbeelding met
stille ontroering; -de vriendschap gaf mij hier eene schuilplaats; de smart van
een moeitevol leven hoop ik in u uit te slapen, en zijn verdriet te vergeten.
De Gade die met mij weende en de jeugdige vriendin zullen mij hier ter ruste
brengen, bezoeken en welligt bij mij rusten. Hier zal ik de wereld en haare
tranen vergeten, lang afmattend lijden vergeten, den zwarten akeligen nacht van
dat lange leven vergeten en ongestoord den zaligen morgen der opstanding
verwachten! In Gods schoone vrije schepping zal ik ongestoord slapen, in den
moederlijken schoot der aarde is mijne slaapplaats geheiligd. Nu door het graf
overwonnen zal ik het ook eenmaal overwinnen: dood en graf zijn door Hem
vernietigd, die leven en onsterfelijkheid aan het licht bragt, Hij leeft en ik
zal leven; dit stof wordt gezaaid voor de onsterfelijkheid!
De
laatse woorden: “Hij leeft en ik zal leven; dit stof wordt gezaaid voor de
onsterfelijkheid” werden op haar grafsteen gebeiteld. Elise werd begraven op de
nieuw aangelegde familiebegraafplaats van haar vriend Hendrik Jan Rauwenhoff op
Tongeren, waar diens dochter Anna, Elises vriendin, enige maanden later ook een
laatste rustplaats vond. Hier vinden we dan ook het enige in Epe dat echt aan
Elise zelf herinnert en uit haar tijd stamt, namelijk haar graf en grafzerk met
haar eigen woorden er op. Het is daar op de begraafplaats van Tongeren midden
in het bos thans qua entourage het neusje van de zalm en geeft precies weer hoe
Elise en haar vrienden zich hun favoriete natuur voorstelde.
De
meest kenmerkende herinnering aan het verblijf van Elise in het dorp Epe was
haar koepeltje in de tuin van de pastorie. Dit bleef nog ruim 65 jaar na haar
dood als baken aanwezig in de tuin van de pastorie. Op 7 september 1875 geeft
het kerkbestuur der Hervormde Gemeente aan de burgerlijke gemeente te kennen
dat zij genegen is de vroegere pastorie met het daarbij behorende terrein aan
de gemeente in eigendom af te staan[2] Het
doel is om er een bijzondere school te stichten voor onderwijs aan kinderen van
“de zogenaamde eerste standen der maatschappij”. Na een korte discussie in de
raad wordt besloten dat het perceel, kadastraal bekend als sectie U nr 875
tuin, 876 huis en erf, 877 koepel en erf en 878 weiland, tezamen groot 2759
vierkante meter met de daarvoor staande eikenboomen voor de som van ƒ 3300 aan
te koopen … “om het in gebruik te geven
voor een bijzondere school voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs met
onderwijzerswoning”.
De
school komt er en de heer Van den Bosch wordt de hoofdonderwijzer. Het College
van Burgemeesters en Wethouders besluiten vervolgens in april 1877 om het
koepeltje te verkopen.[3] De
gemeenteraad kan er mee akkoord gaan om het koepeltje staande bij de vroegere
pastorie (op het perceel U 877), hetwelk op een waarde wordt getaxeerd van 40
gulden voor 60 gulden onderhands te verkopen aan Hendrikus Berkhoff, timmerman
te Epe[4]. Het
duurde tot 1878 tot de koepel werd gedemonteerd en weggehaald. en tot begin
januari1879 voordat hij werd betaald.[5] De gemeenteontvanger noteert: “Van H. Berkhoff
timmerman te Epe voor eene koepel uit den tuin van de bijzondere school te Epe
ƒ 60”.
Hoe
verging het Elises weduwnaar?
Op
16 april 1815 hertrouwde dominee Overdorp met de 22 jaar jongere huisgenote
Anna Theodora Dusseau die al vanaf hun komst naar Epe bij hen woonde. Getuige
was de bevriende Henrdik Jan Rauwenhoff. Overdorp heeft in 1826 wegens een
hevige ziekte ontslag gevraagd van de kerk in Epe en is naar Warnsveld
vertrokken. In 1844 overleed hij op 82-jarige leeftijd in Zutphen.
De
oude Hendrik Jan Rauwenhoff dichtte op het overlijden van zijn dochter Anna,
die op Tongeren naast Elise is begraven een lang gedicht waarin ook Elise in
maar liefst vier coupletten de revue passeert.
“Hier
slaapt ook zacht, bevrijd van smart,
Elisabeth
die kort geleeden
deez’doodsvalei is ingetreeden
Geëeerd, bemind van elk die deugd voed in zijn hart
deez’doodsvalei is ingetreeden
Geëeerd, bemind van elk die deugd voed in zijn hart
Zij,
door haar fiere pen vermaard,
in keurig ondigt en gedigten,
kon door haar edele lier elk stigten
Helaas die flonkerster pronkt thans niet meer op aard
in keurig ondigt en gedigten,
kon door haar edele lier elk stigten
Helaas die flonkerster pronkt thans niet meer op aard
Zij
werd door lijden voorbereid
om naar een zaal’gen oord de streeven
en in Gods paradijs te leeven.
om naar een zaal’gen oord de streeven
en in Gods paradijs te leeven.
Zij
ging u voor, en was eer rijp voor de eeuwigheid.
Daar
leeft gij beiden ongestoord
in nameloose zaligheeden
in nameloose zaligheeden
Daar
is uw strijd ten eind gestreeden.
Waar
niets dan ’t lofgezang der zael’gen word gehoord.”
Een
vriend van dominee Overdorp dichtte twee jaar na het overlijden van Elise Post
het volgende:
“In
’t midden van de hei stort ik een dank’bre traan,
bij
het zien van ’t graf van Post, het cieraad aller vrouwen,
zo
lang als deugd en kunde in Neerland zal bestan,
eischt
Tongeren voor dit graf, dank, achting, eerbied, rouwe.”
[1]
Archief Hervormde Kerk Epe, inv. nr. 210, fol 51
[2] Negentiende eeuws archief inv. nr. 6, blz 83,
raadsnotulen 7 september 1875
[3]
Negentiende eeuws archief inv. nr. 32, b en w notulen 16 april 1877
[4] Negentiende eeuws archief inv. nr. 7,
raadsnotulen 20 april 1877
[5]
Gemeenterekeningen inv. nrs 591 - 593
vrijdag 21 februari 2014
Pelzerkamp
Op 17 oktober 1931 werd het Haagse koloniehuis voor bleekneusjes De Pelzerkamp aan de Officiersweg te Epe officieel geopend. Het huis was in 1914 gebouwd voor J. van Lohuizen en was ontworpen door architect Baanders uit Amsterdam. De Haagse Vereniging voor Christelijke Gezondheids- en Vacantiekolonies had de degelijke en mooie villa met veel grond in 1931 kunnen kopen. De vorige eigenaar was J.C. Oeberius Kapteyn, oud-burgemeester van Leidschendam die slechts een paar jaar in het bezit van het huis was geweest. De vereniging bestond bij de opening twaalf jaar, was opgericht door de freules Van Hogendorp en Van Soeterwoude en had voor de koop van de Pelzerkamp in Epe al ruimte gehuurd in het huis de Bijsterbosch. In 1931 was het aantal uitgezonden kinderen per jaar gestegen tot elf groepen van 40 jongelui. Kinderen van de Haagse Christelijke scholen hadden het geld voor veertig bedden bij elkaar gebracht. De gemeente Den Haag gaf voor elk kind een subsidie. De ouders droegen naar vermogen bij. In 1931 schreef men: “Of die gezonde stad Den Haag dan ook al zwakke, ondervoede, nerveuze kinderen telt? Dat moet ge den schoolartsen maar eens vragen, dan zal het antwoord u de handen in elkaar doen slaan van verbazing. Den Haag heeft ook haar volkswijken en zelfs zeer uitgebreide, waar de kinderen iets missen, dat ze zoozeer noodig hebben!” Tot zeker 1977 zijn er kinderen voor een aantal weken naar Epe gekomen, zodat dat er mogelijk enkele duizenden hier zijn geweest. Meestal werd er van de groep een groepsfoto gemaakt. Heel regelmatig komen er nu zestig-plussers in Epe hun herinneringen ophalen. Degenen die wij gesproken hebben, bewaren geen slechte herinneringen aan Epe. Het gebouw waarin zij gelogeerd hebben, treffen ze echter niet meer aan, dat is begin 1981 afgebrand. Nu staan er nieuwe appartementen.
Het huis aan de Officiersweg heeft door vernummering verschillende huisnummers gehad. Dat waren achtereenvolgens: A 344, B 242, na 1950 Officiersweg 41 en na 1978 85. Van de vereniging in Den Haag was de secretaris in Sniplaan 18 te Den Haag gevestigd. Hendrik Antoon de Jonge, getrouwd met Jans Lammertink, was de eerste directeur tot 1955.
Als kind van 6 jaar (ik ben nu 63)was ik te gast in wat wij noemde "Het koloniehuis", voor de tijd van zes weken. Als een van de tien kinderen van een postbode hadden wij het thuis niet breed, twee zusjes van onze familie hadden al TBC dus een wat gezondere leefomgeving was voor ons noodzakelijk. Ik heb in mijn latere leven nog dikwijls terug gedacht aan die periode en aan de heer De Jong die destijds een aardige directeur was en mij goed wist op te vangen omdat ik veel heimwee naar mijn moeder had.
Ik ben twee keer in de kolonie Pelzerkamp geweest. Als kind was ik veel ziek, dus een bleekneusje, op advies van de dokter moest ik maar opsterken in een bosrijk gebied. Daar mijn moeder (Toos Kosters)eind dertiger jaren en in het begin van de oorlogsjaren zelf kinderleidster geweest was in Pelzerkamp, was de keuze vrij makkelijk ´´Pelzerkamp´´. Ik ben daar in 1951 geweest, voor de eerste keer. Met de stoomtrein vanuit Den-Haag naar Apeldoorn en denk ik met de bus naar Epe. Een hele onderneming in die tijd. Ik herinner mij de regelmaat, op tijd uit bed, eten, buiten spelen, eten, middagrust, buiten spelen, avond eten en naar bed. De directie bestond uit de heer en mevrouw de Jonge, omringt door leidsters. Voorop gesteld dat ze het beste voor de kinderen wilden doen, was de zorg goed denk ik. Ik me herinneren dat we warme melk met honing kregen met natuurlijk een vel er op. Veel buiten spelen in de natuur. Want het gebouw stond in de bossen. De eerste keer is me slecht bevallen, als jongen van 7 niet weten wat er ging gebeuren, in een vreemde omgeving en veel heimwee naar de vertrouwde omgeving, eenzaam voelen met alleen je eigen speelgoedbeertje die ik zuinig bewaard heb. Een halfjaartje later ben ik voor de tweede keer in Pelzerkamp geweest, het ging veel beter en ik knapte wat op. Van mijn lotgenoten kan ik me niet veel herinneren, wel weet ik dat bij ons op de jongenszaal een jongen was met een metalen kunstbeen, voor hem moest je oppassen, want als kwaad was en je een schop gaf dan was die wel raak. Een paar jaar geleden ben ik in Epe op zoek gegaan naar het gebouw en gevonden. Het gebouw is was in elkaar gestort. Dit was bewust gedaan om calamiteiten te voorkomen hoorden we van enkele wandelaars. Er lagen nog wat stenen en enkele muurgedeeltes waren nog zichtbaar.
Ik heb hier 1 jaar (1965-1966)als leidster gewerkt en vond dat heel leuk. Hier volgt de dagindeling. De kinderen kwamen met de bus aan in Epe. Ze bleven er 6 weken of langer. Iedere 3 weken gingen er wat kinderen naar huis en kwamen er weer nieuwe kinderen bij. Zo wisselde dat elkaar af. De kinderen werden gewogen en gemeten. En de haren werden met een luizenkam gedaan. De dagindeling was als volgt. Om 7 uur s’morgens opstaan, s’winters om half 8. De leidster deed de gordijnen open en de kinderen gingen dan op hun knieen aan het voeteneinde van het bed zitten voor een gebedje. Dat ging als volgt: Wij danken U barmhartige God, Beschikker van ons deel en lot. Voor Uwe hoede en trouwe wacht, Ons weer betoond in deze nacht. Dan haalde de leidster de bedden af, kinderen pyamajas uit. De leidster waste de rug van de kinderen . De rest deden de kinderen zelf. (alles met koud water zonder zeep) Daarna aankleden en de kinderen maakten zelf hun bed op. Ook had ieder kind een taak, zoals kastjes afnemen, plintjes soppen, wasbakken schoonmaken en vegen. De leidster stofzuigde de zaal. Daarna mochten de kinderen nog even spelen tot de etensbel ging. Die luidde om 8 uur. S’Winters om 8.15. De ochtendmaaltijd: De kinderen bidden elke om de beurt het onze Vader. S’Morgens aten de kinderen brood, zoveel ze wilden. De eerste boterham was met kaas. Daarna zoetigheid, zoals: Witte suiker, bruine suiker, stroop of muisjes. Zomers koude melk erbij en in de winter warme melk. Spelen Na het eten schoenen en jassen aan en gingen we met de kinderen naar buiten. Wandelen of spelen. Naar de indianenheuvels, het dalletje of de berenkuil. Ze speelden daar indiaantje, rovertje. De jongens bouwden hutten en de meisjes speelden vader en moedertje. Ook zochten we dennenappels en maakten daar poppetjes mee. We zochten ook eikels en verkochten die aan de boer voor veevoer. Wat verder weg om te lopen waren de schaapherder, eendenvijver in het dorp. Zomers zwemmen bij de zandheuvels. Paddestoelen zoeken en de namen erbij vinden. Herfstbladeren zoeken en opplakken met de namen erbij . Meisjes bloemen plukken en ik maakte daar dan een krans van. Bij slecht weer werd er binnen gespeeld in de speelzaal of ook wel in de bus. We deden wel aan handenarbeid, er was een sjoelbak, voetbalspel, poppenhuis, poppen, poppenwagen,poppenkast, zandbak en een blokkendoos. Ook was er een kast vol spelletjes. Om ½ 11 thuis melk drinken buiten. Daarna waste 2 kinderen de bekertjes af, terwijl de rest even speelde op de schommels en de wippen of in de hut of op het grasveld. Er stond ook nog een duiventil bij het huis. De vader van Willy de Kleijn heeft een koppel duiven meegebracht. Daarna gingen we weer wandelen en spelen. Om 12.15 weer terug op Pelzerkamp. Handen wassen in een emmer met koud water. Dan naar binnen, schoenen en jas uit en pantoffels aan. ½ 1 etenstijd. Warm eten in de eetzaal. Elke dag vlees of een vleesvervangend middel. 1 x in de week was er stamppot. Zaterdag een vrij dikke soep. In de winter ook nog een vitamine C pilletje. Elke dag pap na en op zondag was er yoghurt. De leidster schepte 2 x op want dat was beter dan in 1 x een grote hap. Na het eten bleven de kinderen in de eetzaal tot ½ 2. Een leidster las dan voor en de directrice deelde de post uit. School In de wintermaanden was er van ½ 2-3 uur school in de speelzaal en serre. Er kwam een onderwijzeres voor.. Om 3 uur dronken de kinderen weer melk en gingen niet te ver van huis af weer spelen, tot het tijd was om de douchen. De jongens gingen de ene week eerst en de andere week de meisjes. S’Zondags werden alleen armen en benen gewassen. In een kleine kamer was een kast met vakken. Daar stonden de namen van de kinderen op. Daar lagen hun gemerkte kleding in. Het lijstje werd nagekeken bij aankomst en vertrek. Na het douchen wasten 2 kinderen de sokken en de leidster de washandjes. De kinderen speelden tot etenstijd op de slaapzaal. Ze tekenden, lazen of deden een spelletje. Of de leidster las wat voor. Ik had een guitaar en ik speelde en de kinderen zongen erbij. Er was ook nog een Pelzekamplied, dat ging zo: Pelzerkamp daar moet je wezen, Pelzerkamp daar moet je zijn. Want dan ben je gauw genezen, Van je ziekte en je pijn. En je speelt er heel de dag, “k Wou dat moeder mij eens zag. Komt kind”ren naar buiten Naar buiten. :k Zou zo graag wat dikker willen wezen, “k zou zo graag wat dikker willen zijn. Dan moet je in Pelzerkamp wezen, Dan moet je in Pelzerkamp zijn. Havermout met sperzibonen, Alles door elkaar genomen. Rikketik, rikketik, hopsa heisa hoi. Wij zijn de beste kameraden, Wij zullen elkander nooit verraden. Want we horen bij elkaar, En we blijven bij elkaar. Totdat we elkander gaan verlaten. En van je hup, hup, hup, Lang leve de meisjesclub, Zeg jongens ga opzij, want de meisjes gaan voorbij. Lang leve, lang leve, lang leve de meisjesclub, hup, hup. En op het hoekje van de laan, Zie ik met grote letters staan. De Pelzerkamp staat bovenaan. 2 x Of: En om het hoekje van de straat, Waar met grote letters staat. In Pelzerkamp daar moet je zijn. 2 x En ik sta op wacht en ik loop heel zacht. Van boven naar beneden, tel ik 36 treden. Op mijn linkerbeen met mijn ogen dicht, Dat doe ik met geschreven plicht, ogen dicht. Om ½ 6 ging de etensbel en gingen we naar beneden. Broodmaaltijd. De eerste boterham met kaas. De 2 e s’winters met rozebottel. De rest met zoetigheid. Weer zoveel ze wilden. De groteren kinderen aten wel 8 of 9 boterhammen. Weer met melk erbij. Het eten zowel koud als warm werd met mes en vork gedaan . Na het eten werden er 3 liedjes gezongen uit “wie zingt er mee”van de zingende zusjes. Dan werd er ook weer post uitgedeeld. Zaterdag’s aten de kinderen huzarensalade in de bus achter het huis. Na het eten gingen de kinderen naar de slaapzaal. Pyama aan en tanden poetsen. Aan het voeteneinde werd dan het avondgebedje gezongen. Ik ga slapen ik ben moe, ‘k Sluit m’n beide oogjes toe. Here houdt ook deze nacht, Over mij getrouw de wacht. “t Boze dat ik heb gedaan, Zie dat Here toch niet aan, Schoon mijn zonden velen zijn, Maak om Jezus wil mij rein, Amen. Zomers bleven de kinderen tot 7 uur op de slaapzaal. In de winter mochten ze alvast naar beneden. Dan werd er t.v. gekeken ttot ½ 8, zaterdags tot 8 uur. Daarna naar bed. 1 leidster had dan de wacht. Ze verstelde kleding bij een nachtlampje op de gang. Dit was van ½ 8- ½ 10. Zonodig wat kinderen laten plassen. Zondags gingen we naar de kerk en de kinderen kregen dan 3 stuivers voor in het kerkzakje. Na het eten op zondagavond werden er chritelijke plaatjes gedraaid van de zingende zusjes tot 8 uur. Iedere zaterdag schreven de kinderen een brief naar huis. Die werd dan eerst door de leidster nagekeken en daarna nog een keer door de directrice.(censuur). 1 x in de 3 weken kwamen de ouders op bezoek. De kinderen mochten dan met de ouders de stad in. Er was trouwens ook nog een hond , hij heette Diaddi en een geit.
donderdag 23 september 2010
Scans van de Burgerlijke Stand akten van 1811 - 1950 Epe, Hattem en Heerde op internet

Op de site van Familysearch zijn scans te vinden van alle openbare akten van de burgerlijke stand van de gemeenten Epe, Hattem, Heerde, Vaassen en Veessen (en veel meer!) Het is wel een beetje bladeren, maar in combinatie met Genlias en de website van het Streekarchief komt u een heel eind.
klik hier om op naam te zoeken in Genlias
klik hier om te zoeken in de naamlijsten van het streekarchief
De scans van Familysearch zijn het best te benaderen via www.genver.nl Vroeger werden voorgenomen huwelijken afgekondigd voor de hoofddeur van het huis der gemeente. Dit is burgemeester Sweerts de Landas van Epe in ambtskostuum voor de ingang van het toenmalige gemeentehuis.
maandag 20 september 2010
Verenigingsbladen Ampt Epe gescand
Een vrijwilliger -waar zouden we zijn zonder vrijwilligers?- heeft alle mededelingenbladen van de historische vereniging Ampt Epe van nummer 1 tot en met 175 gescand. Ze zijn in de studiezaal van het streekarchief te raadplegen. Samen met de ook aanwezige index is een schat aan informatie over de historie van de gemeente Epe snel beschikbaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)